"Ja - visjes. Aaltjes, dat zijn toch vissen! En zwemmen die dan door de tuin?" zei Jongste zoon met een wijsneuzerig glimlachje.
"Grapjas!" repliceerde ik. "Dat zijn geen visjes hoor - dat zijn nematodekes. Rondwormen of zo."
"En die zitten in onze frigo?" vroeg hij met een gemaakte grimas van afschuw.
"Yep, naast uw salamiworstjes." Want dat is heden ten dage zijn geliefkoosde toespijs, bij de boterhammekes. Ha! - nu keek hij pas écht ongerust.
"Ze hebben ze vandaag geleverd. In ne frigobox, want dat moet koel bewaard worden."
"En ik moet vanavond helpen?" vroeg hij met de blik van de onwillige puber. *zucht* Die zien we de laatste tijd wel vaker terug. Maar ach - dat slijt wel zeker? Met tijd en boterhammen ... Ach - hoe was ik zelf?
Blijft de vraag wat het meest efficiënt is, of de minste moeite ... Jongste zoon tegen zijn zin laten meehelpen of het allemaal alleen doen ... maar dan wordt het zo'n race tegen de klok.
"Ja", zeg ik gedecideerd. "Want eens ze in het water gaan moet ik ze binnen het halfuur over de tuin verdeeld hebben. Zo staat het hier op de handleiding".
"Dus toch visjes?"
"Hoezo visjes!?!"
"Wel, ze moeten toch in het water zei je net" antwoordde ie met een brede glimlach.
"Verdomde wijsneus", grijnsde ik terug.
Maar toen ik bij valavond de doos uit de koelkast haalde en de plastiek afsluitfolie openscheurde keken we toch even raar. Wat we zagen was ... vreemd.
"Dat is precies de inhoud van ne stofzuigerzak!" zei Jongste zoon gevat.
"Hmm, ja" moest ik toegeven. "Daar lijkt het inderdaad op, maar dan een beetje vochtig."
"En het ruikt een beetje raar ook", voegde hij er nog aan toe. "Ik zie geen wormen".
"Ze zijn heel klein hé. Ik heb er tweehonderd vijftig miljoen besteld".
"En gij gelooft dat? ... wie telt dat nu? Eén wormpje, nog een wormpje, en nog één. Ha!, dat is al drie." Jongste zoon schaterde het uit. Zijn humor is nogal visueel, en letterlijk.
“Kom, help mee, we gaan aan de slag. Hier staat dat 1/8e van de doos net genoeg is voor 100m². Net genoeg voor de moestuin èn het graanakkeronkruidenreservaatje. We doen dat het eerst, want daar heb ik al gezaaid. En daarna het hooiland. Want dat had hier al twee weken geleden moeten zijn. Die smerige k('§hjeu's eten al mijn dure zaden op.”
We rolden samen de tuinslang uit, Jongste zoon bevochtigde de grond en ik maakte het concentraat. Wat niet zo moeilijk is. 1/8e van de stofzuigerzak in 10l water, en goed mengen. Dan telkens een halve liter van dat concentraat in een volle gieter en snel verdelen over 5m² grond.
“Ik krijg koud aan mijn handen”.
“Doe dan handschoenen aan. Er liggen werkhandschoenen in het tuinhuis”.
“Ik word nat.”
“Ja zeg, spuit dan niet op jezelf hé!”
“Maar er staat tegenwind!”
*zucht*, daar is de onwillige puber terug.
“Waarom moet ik eigenlijk de grond natmaken?”
“Dan is de grond zacht en kunnen die aaltjes er makkelijk in.”
“En hoe vinden ze de slakken?”
Hmm – goeie vraag. “Die slakken verbergen zich in spleetjes. En ze laten overal slakkensporen achter. Ik vermoed dat ze die volgen. Misschien zwemmen ze wel makkelijker in dat slijm.”
“Dus dan toch visjes.”
“Hoezo visjes?!”
… grote grijns.