Dan is het toch wel moeilijk te begrijpen dat ik er jaren over heb gedaan om meer met mulch te werken in mijn tuin.
Misschien is dat wel te wijten aan het feit dat mijn eerste ervaring met mulchen een beetje op een fiasco is uitgedraaid. Om te mulchen moet je namelijk wel materiaal hebben om mee te mulchen. En toen ik voor het eerst mulch als onkruidonderdrukker toepaste tussen mijn rijtjes groenten maakte ik een foutje die ik me nog steeds beklaag. Want toen had ik slechts gazonmaaisel ter beschikking. En wat ik niet ten volle besefte is dat gazonmaaisel vol graszaad zit. Dan nog van één der lastigste “onkruidjes” voor de moestuin, namelijk straatgras.
Voor het mulchen had ik hoegenaamd geen problemen met straatgras in mijn moestuin. Er na des te meer… en meer.
Vooral het bed waar ik winterprei op plant, zo na de vroege patatjes, heeft er erg van. Elk jaar ziet dat bed er na de aardappelteelt er heel erg leeg uit, maar gezien ik na het poten van de jonge prei nog maar weinig schoffel, ziet het Straatgras er volop zijn kans – zeker omdat die prei er nog lang – tot ver in de winter – blijft staan.
Maar nu, na al die jaren – en dank zij een oogopener in een Velt-tuin in de gemeente, heb ik het eindelijk door. Moest ik nu echt zo oud geworden zijn om het nu pas te snappen? Je moet natuurlijk dood materiaal gebruiken. Dood in de betekenis dat er geen stukjes plant inzitten die kunnen ontspruiten, wortelen of kiemen. Dus geen stengels waar vrucht en zaad aan zit.
Ik gebruik dus nu haagsnoeisel of herfstblad. Werkt heel goed. Vooral herfstblad vormt een mooi laagje op de bodem, begint dan spontaan al wat compost te maken en houdt het vocht goed vast. Het haagscheersel kan in mijn tuin vervelend zijn omdat er ook doornige soorten in de haag staan, maar verder is dat heel bruikbaar gebleken.
Vanaf nu staan de preitjes altijd in het mulch. Ze zien er tevreden uit.