maandag 22 maart 2021

Maarts viooltje

Toch spijtig dat ik zo een slechte neus heb, want naar het schijnt ruikt dit viooltje lekker, de wetenschappelijke naam verwijst zelfs naar dit feit: Viola odorata. Er wordt zelfs parfum uit gewonnen.



Ik had deze soort eigenlijk een goede meter verder aangeplant, aan de voet van de heg die de kippenren afzoomt. Ik dacht dat het daar goed ging staan, zo een beetje tussen de grote heg en het lage buxushegje dat er toen nog stond. In de halfschaduw, want het is een bosrandplantje. En daar groeiden ook al Stinkende gouwe en al eens een Look-zonder-look, planten die je in het wild in de omgeving van Maarts viooltje kan tegenkomen. Ze houden allemaal van stikstofrijke, vochtige grond.

Maar helaas - zoals zovele planten is deze ook ten onder gegaan aan de slakkenvraat. Van daar dat ik nu zo verbaasd ben er eentje aan te treffen - spontaan opschietend aan de rand van het kasseipad, tegen het keermuurtje aan. Maar eigenlijk is dat niet zo vreemd. Dat micro-plekje biedt alles wat Maarts viooltje nodig heeft: halfschaduw (het muurtje in de rug), voedselrijke en vochtige grond (op dit plekje stroomt water bijeen uit de tuin, en er wordt allerhande organische prut van het pad geveegd) en geen concurrentie van hoog gras (het is tevens de rand van het gazon).

Hoe het daar dan terecht is gekomen? Wellicht door mieren, want de zaden van Maarts viooltje dragen een sappig aanhangseltje - een mierenbroodje. Mieren sjouwen dus wel eens een eind met zo een zaadje, richting nest. Misschien krijgen ze dan onderweg een hongertje en eten ze het broodje op. En blijft het zaadje liggen, hopelijk op een geschikt plekje. Maarts viooltje is trouwens niet de enige - ook Ruig viooltje is volledig op mieren aangewezen voor zijn verspreiding. Bij Maarts viooltje is echter ook al aangetoond dat hagedissen de zaadjes eten en zo voor verspreiding zorgen, want het broodje mag dan wel verteren, het zaadje niet. 

Ik heb helaas geen hagedissen in de tuin, mieren des te meer. Maar daarover een andere keer.

Maar Maarts viooltje heeft nog een andere troef naast zijn lekkere geur: en dat is zijn mooie diepviolette kleur (van waar komt de naam viooltje?). Dat maakte dat dit soortje ook nog een ander dier verleidde om het tot ver buiten zijn natuurlijke areaal te verspreiden: namelijk de mens.

Maarts viooltje is namelijk één van de oudste sierplanten. Het werd vaak op kerkhoven aangeplant en is zo ver noordwaarts verspreid geworden, en dat al van in de Romeinse tijd. Toch straf voor een plantje dat zaden heeft die niet weggeschoten worden, te zwaar zijn om door de wind meegenomen te worden en geen aanhangsels hebben om in een pels mee te liften. 


vrijdag 7 augustus 2020

Eindelijk op hotel!

Het lijkt ongelooflijk, maar de biodiverse tuin had nog geen bijenhotel. 

Vorige jaren zag ik veel bijtjes die de zuid-geëxposeerde leemhelling aan het terras gebruikten om er gangetjes in te maken. Maar dit jaar is die helling zo dichtgegroeid dat er geen open bodem meer over is. Dus was een bijenhotel een goed alternatief. Want we zijn natuurlijk blij met de bloemenweelde op die helling - daar wilden we niet in snoeien.

We hadden wel al jaren een didactische versie van een bijenhotel hangen. Zo één die open kan, met plastic buisjes als nestkamers. Altijd een succes als je de inhoud er van kan tonen - vaste prik tijdens de open tuindagen.



Zoals nog van mijn projectjes bleef ook dit project jaren hangende. Het bleef vooral steken op een goede plek vinden voor het hotel. Want als je de nuttige tips die je overal op het internet vindt, allemaal strikt wil volgen dan wordt het moeilijk. 

Het hotel moet in de zon staan, want die bijtjes hebben het graag warm. Dus liefst op het zuiden geplaatst. Er moet een dakje boven, want we willen niet dat het bijenbroed schimmelt door het nat. Maar het dakje mag dan weer niet te groot, wegens de schaduw die het kan werpen. Bovendien wordt het bijenhotel best opgesteld dicht bij de voedselbronnen, dus in de buurt van een bloemenweide of border.

Dat was dus even zoeken. De beste plekjes voor een hotel zouden er toe leiden dat wij de meeste tijd de achterzijde van het hotel zouden zien - en dat is behalve niet mooi ook niet erg boeiend.

Het werd tenslotte dit plekje: net naast de trap naar de tuin - dus we zien het hotel elke keer we de tuin in gaan; en net naast de bloemrijke helling - dus voedsel genoeg voor de bijtjes en het bijenbroed. Bovendien komt de lelijke achterzijde tegen de stuikenborder aan, dus hebben we daar geen last van.

Ik knipte met de haagschaar alvast een stuk uit de struiken en groef twee putjes voor een stevige betonnen verankering van de steunpalen die er zouden komen.
Van de vlonderbouw indertijd had ik nog een vier meter lange plank over. Die hing al jaren onder de dakoverkapping van het tuinhuis te wachten op één of ander nuttig gebruik. Je zag em al niet meer door al de ranken van de wingerd. Samen met een oude betonplex plaat maakte ik er een soort van boekenrekje van.
Dat moet dan tussen twee palen bevestigd worden, als basis voor het bijenhotel. Hier zie je al een beetje wat dat moet worden:

En zo ziet er dat gemonteerd uit, met een mooi dakje er op.

De invulling gebeurde met wat stammetjes van verschillende houtsoorten, die netjes op 15cm lengte werden afgezaagd. Het zijn blokjes van eik, kers, kerspruim, krulwilg, linde en tamme kastanje. Ik bevestigde ze stevig met inox vijzen door de achterkant.

Met scherpe boortjes met diktes van 2 tot 6 mm boorde ik al wat gaatjes, benieuwd of ze dit jaar nog zouden gebruikt worden. Ik verzaagde ook al wat bamboestengels en braamstengels. Die laatste had ik met dit doel gespaard van vorig jaar - sommige bijesoorten schijnen er zelf het merg uit te halen en maken er zo nestholtes in. Maar dat opvullen tussen de houtblokken wordt nog een heel werk! Ik berekende dat ik nog zo'n tweeduizend stengels van 15 cm nodig heb... dat wordt winterwerk.

De gaatjes zitten er nu nauwelijks een week in en er is al volop activiteit!

Enkele tronkenbijtjes hebben al wat gaatjes geclaimd en zijn die volop aan het vullen met stuifmeel. Ze komen aanvliegen met geel bepoederd achterlijf. Typisch schijnt te zijn dat ze de kamertjes op het laatst afsluiten met een harsprop.

Er komen behalve bijtjes ook andere insecten op zo'n hotel af. De beschikbare kamertjes bekoorden al onmiddellijk een soort pottenbakkerswespje. Dat is een soort die verdoofde spinnetjes in de kamertjes propt, als voedsel voor hun larfjes. De natuur kan wreed zijn ... 

Hier is een kamertje bezet door een wijfje en komt een mannetje er voor hooveren. Ik dacht eerst dat het een andere soort was maar de mannetjes zijn gewoon kleiner.

En er is nog een ander type bezoeker. Van het soort dat onder de duiven van een ander schiet. Dit soort bezoeker sluipt geniepig rond tot een ander eventjes niet thuis is en slaat dan zijn slag. Dan legt ze, net als een koekoek, haar eitjes in het nest en maakt dat ze wegkomt. Het larfje van zo een "koekoekswesp" eet dan doodleuk alle er gedeponeerde voedsel, én de nakomelingen van de gastheer-bij op.


 

Dit is er zo ééntje - een goudwespje. Prachtig beestje met zijn iridiserende kleuren, maar behoorlijk geniepig.

Zo een bijenhotel- dat is dus puur drama toch? 
Het podium voor leven en dood, moord en doodslag maar ook liefdevol verzorgen en koesteren. 

Nu zijn de bewoners van deze eerste dagen nog meer algemene soortjes, maar ik ben reuze benieuwd wat de volgende seizoenen meebrengen.

zondag 5 juli 2020

Lekkere bollekes


Zo een bessenstruik vol bessen, dat trekt volk aan.

Volk dat, soms met zeven - acht tegelijk, door de struik banjert.





Ze bleven komen, elke dag tegen schemering, zo tegen de tijd dat we ons in de zetel nestelden voor de buis. 

Rechts zagen we dan een filmpje, of een serie - en links het gewemel en stuntelig gedoe in de struik. 

Het gebeurde vaak dat we al eens moesten terugspoelen, omdat we een stuk van de film gemist hadden. 

dinsdag 5 mei 2020

Groene drijfplastic en Neptunus

"Eèè-jakkes, wat is dat zeg", klonk het vrouwke.

We waren net aan de vijver aangekomen, met koffie en koekjes, voor het vieruurtje.
Het bankje aan de vijver is namelijk een heerlijke plek om het vieruurtje te nuttigen.
Je zit er in de halfschaduw van Eik en Meidoorn, en je ziet van alles in en op het water, vlak voor je neus.

Maar wat we nu zagen schrokken we toch van. Het midden van het vijvertje was plots één grote, glanzend groene massa geworden. Normaal zien we daar een intrigerende wirwar van zuurstofplanten als vederkruid en hoornblad, maar nu werden die aan het oog ontrokken door een geelgroene massa wier.


"Waar komt dat zo plots vandaan?" klonk het daarna.

Ja - dat was me ook niet duidelijk. Enkele dagen er voor had ik de vijver enkele cm bijgevuld met grondwater uit de waterput - misschien had het daar iets mee te maken? Maar ik had ook nooit eerder iets zo snel zien groeien in ons vijvertje.

De dag na deze vondst toog ik aan het werk. Ik trok mijn lieslaarzen aan en ging het vijvertje in. Ik vreesde al voor een eindeloos werkje om al dat wier uit de vijver te halen ... Maar dat viel erg mee!
Dat wier voelde aan als een glad soort plastic weefsel en bleek stevig aaneen te hangen. En tot mijn grote blijdschap bleek dat gewoon boven de zuurstofplanten aan het oppervlak te drijven en was het nauwelijks met deze verweven. Helemaal iets anders dan dat andere draderige, maar stugge wier dat ook in het vijvertje voorkomt. En nog een gelukje: noch de salamanders, noch de libellelarven waren hier al ingetrokken, dus die moest ik er ook niet uit peuteren.

 

Ik haalde er een mestvork bij en kon daarmee stuk voor stuk het wier opheffen en verwijderen. Een plastic tobbe was handig om alles in te verzamelen - plastic drijfwier in een plastic tobbe, leek me passend.

Ik voelde me een beetje Neptunus, zo met die vork.

zaterdag 2 mei 2020

Ontploft!

Is dat bij jullie ook, dat de tuin de laatste dagen wel ontploft lijkt? De week er voor was het al hard aan het gaan, maar sinds het geregend heeft is er geen houden meer aan!

Ik trakteer jullie op wat sfeerbeelden - voor zover ik het ontploffen kon volgen - want de laatste weken waren drukdruk op het werk. 's Avonds geen fut of zin gehad om te bloggen of om zelf wat blogs te lezen. 

Vreemd eigenlijk, want ik werk thuis, zoals velen. Het vrouwke zei het al dat ik niet goed bezig was, dus volgende week ga ik beter doseren. Gelukkig heb ik nu en dan toch eens het fototoestel meegenomen op een korte wandeling door de tuin. En daar zag ik heel wat moois!



Fluitenkruid en Prairielelie,



Klein geaderd witje op Pinksterbloem,



Het Zenegroen dat verborgen tussen de Amandelwolfsmelk bloeit, en grote toefen Heggewikke,



De Wilde appel met bloesems-van-het-kan-niet-op, en Look-zonder-look achter tralies,



Amandelwolfsmelk 'Robbiae' en Gele dovenetel,



Veel zoem-zoem rond de Rode kamperfoeliestruik,


De Wilde lijsterbes in bloei,




Potplant waarvan-de-naam-me-ontsnapt, Witte kwik op het dak, loerend naar Zwarte doodgraver? 
En een ganse toef Vogelmelk in bloei!

Dus beloofd - volgende week ga ik daar nog eens beter van genieten.

vrijdag 1 mei 2020

De nieuwste Corona-maatregel

De nieuwste Corona-maatregel werd net ingesteld in onze straat.



Benieuwd hoe goed die zal opgevolgd worden ...