woensdag 26 september 2012

Patina

“Ge moet dat goed insmeren met olie, dan krijgt dat een mooie glans” klonk het toen ik dit goed gerief aanschafte. 

Niet waar – eigenlijk klonk het anders, want het was ergens in Frankrijk.  Meer zo als “Frottez bien avec l'huile, pour obtenir un beau patine”  Nu ja, het kan ook "une belle patine" geweest zijn, want ik heb absoluut geen gevoel voor woordgeslacht in het Frans.

 



Ik was er bij toeval op gestoten – zo gebeurt dat wel meer met goede vondsten, net als met geluk – het overvalt je gewoon.  En dan is het kwestie van het te grijpen, en vast te houden.

Wat in dit geval niet zo moeilijk is, want het heeft een stevige steel.

“Non – non”, was mijn antwoord – “je vais l’utiliser”.

De man keek wel even op van zo’n antwoord, zo over zijn kassa heen.  Want de meeste mensen die hij zoiets verkocht zouden dat nooit echt gebruiken.  Hoogstens komt dat ergens aan de muur te hangen, geolied of vernist, naast een rustiek uitziend karrewiel, of een halster van een reeds lang overleden trekpaard. 

“Pour sécher le foin” vervolledigde ik mijn uitleg, terwijl ik ze allemaal monsterde en keurde.



Want er waren meerdere exemplaren te koop.  Allemaal gleden ze door mijn handen.  Het gewicht werd beoordeeld – dat mocht niet te zwaar zijn.  De vorm moest goed zijn – geen té scheve tanden, en de kromming perfect.  En liefst de steel net goed, niet te lang en niet te kort, want de rug mag niet belast door overdreven gebuk.

En verder geen al te grote fouten in het hout.  Ik wou toch geen exemplaar dat het snel zou opgeven – in twee gebroken door een te zware last?



Tenslotte vond ik er één die me wel beviel.  De steel voelde glad en niet te recht.  Mijn handen speelden met de golvende onregelmatigheden in de vorm, nu eens rond, dan weer wat afgeplat.  Het gevoel dat de natuur dit schiep, in samenspel met een kundig handwerker - heerlijk.



Of moet ik zeggen kundig kweker.  Want ik zie die man al staan, tussen rijtjes gekgevormde struikjes of boompjes, met de snoeischaar paraat om ongewenste twijgjes te verwijderen.  Want die vorm moet perfect zijn.  Misschien komen er wel leihoutjes aan te pas, of worden de boompjes op een gegeven moment schuin gezet … want hoe krijgt ie anders die plotse knik in de tanden?



Om te zeggen dat ik er blij mee was - en ben! – met dit goed gerief.  En toch wel wat bewondering voor het vakmanschap.  Ik zou dat zelf ook wel eens willen proberen, als ik maar wist welke soort men hiervoor gebruikt.

“Aucune idéé” zei de man afwezig, toen ik het hem vroeg – zijn aandacht was al bij de volgende toerist.

Sindsdien is dat wel goed gekomen, met die “patina” – en ik heb er nochtans nooit olie op gedaan.




zondag 23 september 2012

Ongenode gasten


Toch vreemd dat je sommige soorten met open armen verwelkomt, en andere liever weer zo snel mogelijk buitenveegt - en hoopt dat ze nooit meer terugkomen? 

Af en toe scan ik mijn tuin op enkele ongewenste gasten.  "Hola! heeft de biodiverse tuin dat dan?", hoor ik je zeggen!  Ja, helaas wel - en dan heb ik het nu eens niet over die slijmerige koppotigen.  Want jullie dachten wellicht dat in mijn biodiverse tuin zowat alles welkom was, niet?  Dat was dan fout gedacht.

Op dit ogenblik zijn er enkele plantensoortjes in mijn tuin die ik er liever niet zie.  Twee zijn er op slinkse wijze binnengekomen, met plantgoed tussen andere, gekochte en gewenste soortjes.  Zo zit ik met Oranje havikskruid en Indische schijnaardbei opgescheept.  En beide zijn me geniepige rakkers! 

Zo was de Indische schijnaardbei opeens opgedoken in een stukje van de tuin, die we als kinder(moes)tuin ingericht hadden.  Vermits dat stukje tuin alras verwaarloosd werd heeft ie daar wellicht kunnen bloeien en wat zaden achterlaten.  Dat vermoed ik toch want toen dat kindermoestuintje werd opgeruimd, kwam de toplaag in het kippenhok terecht, in de veronderstelling dat de kippen wel alle onkruid zouden intomen.  Maar vermits er dit jaar erg weinig kippen overbleven om te krabben - twee slechts -, was de Indische schijnaardbei er terug opgedoken en had ie zich op een-twee-drie geniepig over wel drie vierkante meter verspreid, onder de dekking van een bosje brandnetels.  Wat een verrassing!  Maar na een inspannend uurtje schoffelen en hakken is er niet één schijnaardbei over – hoop ik. 




Het Oranje havikskruid is een ander verhaal.  Daar ben ik zelf een beetje stom geweest en had ik naar het biodivers vrouwke moeten luisteren (doe ik best altijd eigenlijk).  Zij wou die soort al onmiddellijk weg uit de border waar ie opdook (De kleur vloekte nogal).  Hij was in een potje van een gekochte vaste plant meegereisd en stond al gauw te pronken met enkele feloranje bloemen.  Ik vond het wel een aardig soortje en heb ’em in bloem en zaad laten komen en het jaar er op zelfs op twee plekken laten voet aan de grond krijgen .  ai Ai AI!  Dat had ik beter niet!  Nu duikt ie hier en daar op - zowel in borders als onder hegranden en in het gazon.  Na een aanvankelijke paniek ben ik tegen die soort een nultolerantie beleid (wat een vies woord eigenlijk!) beginnen voeren.  Overal waar er ook maar één rozetje de kop opsteekt - en ik ken ondertussen de gevarenzones - gaan die er stante pede uit!




Nu vinden jullie het wellicht niet zo vreemd dat er van die soortjes zijn die je als onkruid bestempeld, maar het fenomeen zit vreemder in elkaar dan dat.

Zo doe ik bijvoorbeeld helemaal niks tegen het Vijfvingerkruid, Aardbeiganzerik of Bosaardbei.  Ik verwelkom ze zelfs en heb ze in mijn tuin geïntroduceerd en ook deze soorten breiden zich goed uit.  En dat op krek dezelfde manier als de Indische schijnaardbei of Oranje havikskruid: zo met van die snel om zich heen grijpende kruipstengeltjes waar mini-plantjes aan komen. 

Is er dan echt geen verschil?  Eigenlijk wel, en het ligt ‘em niet in de predikaten “niet-inheems”, of "invasieve soort" alleen (Want dan had ik ook geen Draadereprijs in mijn gazon gezet). 

Alhoewel, ik ben toch erg geschrokken van de verbreidingssnelheid van die twee soorten.  Misschien is dat van dat “invasief karakter” misschien wel waar … en zouden we deze raadgevingen dus beter toch opvolgen. 

Nee, het is vooral omdat dat ik Indische schijnaardbei gewoonweg niet mooi vind - en een valse trien ook: de vruchten zijn geeneens lekker. Geef mij maar een echte Bosaardbei dan.  En een bloemenweide of gazon waar mijn moeizaam verzamelde soortjes weggeconcurreerd en overklast worden door flashy oranje flurken? 

Nee dank je. 

zondag 16 september 2012

‘t Is een stokje dat hier hangt.





‘t Is een stokje dat hier hangt.
Echt waar ik ben een houtje.
Zo een twijgje dat niks vangt.

Echt waar dat doe ik niet.
‘k Zal je heus niet eten,
want een twijgje bijt toch niet?

Wat zeg je nu - ruikt naar bedrog?
Van top tot teen in 't glanzig-groen -
zo’n twijgje vertrouw je toch?

Kom maar dichter bij dit takje,
je lijkt me wel een leuke hap.
Vlieg maar dichter en ik pak je.

In een flits zal het voorbij zijn,
in een tel is het gedaan.
*
- kijk -
Het deed zelfs geen greintje pijn.



Lestes viridis
De Houtpantserjuffer
- de biodiverse tuinier -



donderdag 13 september 2012

Kattenmaand


Kattenmaand -  dat is toch februari?  Ja, maar dit jaar stond augustus wel in het teken van de poezen hier bij het biodiverse gezin.  Klinkt leuk, zal je denken - maar het begon wel met droevige gebeurtenis.  Poes is afgelopen maand overleden.  Moeshke, want zo was haar naam, is zestien jaar geworden.  Dat is net zo lang als wij hier wonen - want het biodivers Vrouwke kreeg Poes van Schoon zus voor haar verjaardag, het jaar dat we naar hier verhuisden.  Zestien jaar – dat is al een respectabele ouderdom voor een kat, en Moeshke werd dan ook al enkele jaren als een oud dametje behandeld – met respect en tederheid en vanuit het besef van een zekere broosheid. 

In haar laatste maand kreeg ze nog wat jeugdig geweld rond haar.  Toen de Schoon zus op verlof ging, kregen we haar kat op logies – amper vier maand oud, vol zotte levenslust, onderzoeksdrang en … luisterend naar de naam Moesh (We zijn blijkbaar niet erg origineel als het op kattenamen aankomt – in deze familie). 
Kleine Moesh, onze logée met de onderzoeksdrang die haar op de gekste plekken bracht

Onze oude kat bekeek het allemaal met een zekere gelatenheid.  Haar levenseinde kwam er aan, dat konden wij ook wel zien, en dat dolle gehuppel dat moest voor haar allemaal niet meer.  En dat einde kwam dan plots – haar lichaam gaf het gewoonweg op.  De laatste foto die we hebben is zelfs niet scherp.  Het toont haar in haar laatste maand – warrig, doof en met een lodderig oog. 
Dan toch liever deze foto - het lijkt wel een statieportret

We hebben haar een mooie laatste rustplek gegeven in de tuin. 
Onder de Okkernoot - waar ze in haar laatste zomer ook bij leven graag kwam rusten.


En een toevallige ontmoeting – het biodivers Vrouwke moest met de kleine Moush nog naar de dierenarts – bracht weer nieuw leven in ons huis.  Veel sneller dan de bedoeling was.  Bij de dierenarts zag ze een jonge ondermaatse poes uit het asiel – grijsgestreept en wakker en vol levenslust.  De dierenarts noemde haar al “champetterke”, want ze stapte rond als was het al van haar.  Zo klein en van niks en niemand schrik. 










Het biodivers Vrouwke was direct verloren en sleepte me mee naar het asiel.  En daar was ik ook verloren – maar dan voor de mama van dat champetterke.  Dus gingen we naar huis met twee, in plaats van één kat.  Nu ja, in gedachten, want we moesten er nog een week op wachten - inentingen en zo ...  Ze heten Toulouse en Bo.


Dus ik vrees wat voor de biodiversiteit in onze tuin, want twee zo’n roofdieren …  Eén voordeel is dat je wel een beeld krijgt van alle muisachtigen in de tuin.  Toen Moushke jong, en nog niet doof was, bracht ze geregeld een muis mee en zo wisten we op de duur wat er allemaal zat: huismuis, veldmuis, rosse woelmuis, dwergmuis, en wat spitsmuizen.  Ondertussen blijkt de kleine Bo al duchtig te oefenen op spinnen – ik denk dat ons huis deze winter spinnenvrij zal zijn.

~~~~~~~~~~~~~~

Behalve spinnenvrij zal ons huis ook beter geïsoleerd zijn.  In een poging wat te doen aan die kouwelijke voeten van ’t biodivers vrouwke vertoefde ik veel tijd in de kruipkelder, om daar tegen het plafond vloerisolatie aan te brengen.  Pfff – lastig werk (en ’t is helaas nog niet af …). 

En deden we ook nog iets in de tuin?  Eigenlijk niet.  Behalve wat hagen snoeien na ons verlof in het buitenland, wat invasieve soorten te lijf gaan en enkele verplichte rondritten met de grasmaaier deed ik vrij weinig.  Goudsbloemjam maken en bessen plukken voor confituur, een BBQ of twee, het biodivers vrouwke’s goed gerief schouwen, en wat foto’s maken van gefladder en van kleine beestjes  veel meer zat er niet in. 

Of toch?  Ik maaide al wat hooiland en verzond enkele zaadpakketjes.  Daar zijn er trouwens nog van over! – dus als er liefhebbers zijn van Ratelaar of Bevernel … de voorraad slinkt!

En gelukkig was er toch nog iets te oogsten in de moestuin.  Ik had al gevreesd dat het dit jaar echt een ramp ging zijn.  Maar patatjes, courgette, boontjes, krulandijvie en de prei – ze deden het goed.  Kan ik niet zeggen van de rest: dit jaar geen pompoen, sla, dille of knolvenkel.  En maar heel weinig ajuin.























Maar de afgelopen maand was ook genieten – van alle bloemen in de tuin, van de rust, van de beestjes in de tuin – heerlijk weer was het toch? – ik hoop bij jullie ook.












En nu was ik deze blogpost eigenlijk begonnen omdat ik jullie hierop wou attent maken: de “op-het-eerste-gezicht” foto van deze maand – die kan je namelijk door HIER te klikken bekijken.


woensdag 12 september 2012

Punctatissima!



Let op! Wat ik je vertel dat is een gunst.
Die Vanderstippel houdt van kunst.

Hij houdt van stipjes en van kleur.
Niet te heftig, met een teneur …

van licht dat schijnt door poot en vel
- rozig-groen en niet te fel.

Want Vanderstippel is een pointillist.
Zet dat woord maar op je list.

Dus kubus, streep of vlekpatroon,
hoort niet thuis op deze rare boon.

Maar wel veel stipjes heel delicaat,
één na één gezet – zo accuraat.

En daarmee krijg je toch wel helaas,
een huid dat werkt als een kleurig waas.

Dus Vanderstippel is me toch nen tist.
Die verdwijnt weer als was het in de mist,

in struik en boom en plant en blad.
Want zulke kunst is nimmer overschat.




Helaas - Seurat, Van Gogh - al jaren dood.
Het stipjeszetten is in grote nood!

Maar Vanderstippel is wel erg begaan.
Hoe kan het pointillisme voortbestaan?

Na toch wel heel diep nagedacht
zoekt hij zijn heil in 't nageslacht.

En bij een vrouwke - zo bellissima!
En roept hij uit - ma Punctatissima!

Leg jij maar eitjes bij de vleet,
zodat de wereld stippels nooit vergeet!





Leptophyes punctatissima
De struiksprinkhaan
- de biodiverse tuinier -

zondag 9 september 2012

Fli-fla-floterke



Slurp ...


... en weg


slurp ...


... en weg


slurp ...


... en weg


slurp ...


... en weg


slurp ...

 ... en weg

slurp ...

... en weeral weg.
Veel variatie zit daar niet in hé - in zo'n fli-fla-floterke's dag?

donderdag 6 september 2012

Gelijk boter


“En als ge er om gaat, dan moet ge in diene winkel!” Want ik was er niet helemaal gerust in, als het biodivers vrouwke er alleen om zou gaan.

“Waarom mag ik niet in de Gamma, of in de Brico gaan kijken?” wierp ze nog op.

“Nee – want dat hebben ze misschien niet, en dan komt ge met iets naar huis dat niet goed is. Ga toch maar daar recht tegenover – daar hebben ze veel keus”.  Nu was ik van dat laatste niet helemaal zeker, maar ze zouden daar tenminste degelijk advies geven.

“En laat u gene aanpraten op batterijen hé – Deze keer moet ge toch wel deftig gerief hebben”. Want dat gepruts dit jaar - altijd platte batterij - dat ging toch niet meer, vond ik.

Nu dacht ik niet dat ze echt alleen zou gaan – want de aanschaf van goed gerief laat ze meestal aan mij over. Maar kwam ik vandaag thuis en daar begroette me toch een opvallend vrolijk vrouwke, die me onmiddellijk aan mijn arm naar buiten troonde.

“En? Ziet ge niks?” vroeg ze met blinkende oogjes.

Oei - Altijd een gevaarlijke vraag voor een man. Meestal zie ik inderdaad niks en dan is ze natuurlijk weer teleurgesteld – stomme wezens vindt ze mannen dan – die zien nooit niks!

Maar deze keer zag ik het gelukkig wel. “Ge hebt de buxushaag gesnoeid!” zei ik triomfantelijk!

“En dat ging gelijk boter!” zei ze gelukzalig.

“Ah!, ge zijt er om geweest?” vroeg ik nog, ietwat verrast..

“Ja hoor” antwoordde ze trots.

“OK, laat eens zien”, zei ik nieuwsgierig.

En dan schrok ik wel even, wat dat gerief was wel wat groter dan verwacht.

“Oei – zo groot!” was dan ook mijn reactie.


“vijf en veertig centimeter”, zei ze. “Het was de enige dat hij had”, voegde ze er aan toe, me wat verwijtend aankijkend – “Maar het is wel speciaal voor Buxus”.

Ik taxeerde het ding en probeerde dan aarzelend … “’t zal niet goedkoop geweest zijn zekers? – want dat is nogal een duur merk”.

“Maar wel goed hoor – dat ging gelijk door boter” wierp ze op, waarmee ik wist dat de prijs boven haar voorgenomen budget zat.

“Ik snap niet hoe ik dat al die jaren gedaan heb”, voegde ze er aan toe.

“Gelijk boter” zuchtte ze nog.